Oswald de Kerchove de Denterghem
Toegevoegd op 20 juni 2010 door monlouis
Afbeelding toegevoegd door monlouis
Kunstenaar:
niet gekend
niet gekend
Opschrift:
De stad Gent aan graaf Osw. de Kerchove de Denterghem
1844 - 1906
De stad Gent aan graaf Osw. de Kerchove de Denterghem
1844 - 1906
Plaatsbeschrijving:
Gent - Citadelpark
Gent - Citadelpark
Aan de pergola van het Citadelpark, bij de hoek van de Leopold II- en Fortlaan, staat een gracieus eerbetoon aan graaf Oswald de Kerchove de Denterghem. Als kleinzoon van burgemeester Constant en zoon van burgemeester Charles was hij voorbestemd om in de politiek te gaan. Oswald kreeg zijn beeld omdat hij de Floraliën zowel hun naam als hun internationale faam bezorgde.
Oswald de Kerchove maakte nooit deel uit van de Gentse gemeenteraad, maar was jarenlang provincieraadslid voor Oost-Vlaanderen (1871-1878), vervolgens gouverneur van Henegouwen (1878-1884), daarna volksvertegenwoordiger (1884-1895) en ten slotte senator (1900-1906). Hij was een goede vriend van het liberale boegbeeld Walthère Frère-Orban, met wie hij in de jaren 1890 een belangrijke rol speelde in het debat over de uitbreiding van het stemrecht. In zijn geboortestad leidde hij meer dan tien jaar (1895-1906) de Commissie van Burgerlijke Godshuizen – een voorloper van het OCMW – en maakte hij zich verdienstelijk in allerlei filantropische en culturele verenigingen.
Oswalds grote passie lag niet in de politiek maar in de plantkunde. Via zelfstudie werkte hij zich op tot een vermaard botanicus. Zijn studies over de orchideeën en palmbomen (die men in de winterserre van zijn vader kon bewonderen) bezorgden hem internationale faam. In 1886 volgde hij Hippolyte Rolin op als voorzitter van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, de vereniging die nog steeds de Floraliën organiseert. Zijn nakomelingen spelen tot vandaag een centrale rol in deze organisatie. Zo is André de Kerchove de Denterghem, de huidige voorzitter, zijn achterkleinzoon.
Onmiddellijk na het overlijden van Oswald de Kerchove in 1906 stelde de Koninklijke Maatschappij voor een standbeeld te laten maken. Op nog geen twee jaar brachten de organisatoren de nodige centen samen. De Brusselse beeldhouwer Jef Lambeaux kwam als laureaat uit de wedstrijd. Centraal in zijn ontwerp stond een bronzen beeld van de Kerchove, gezeten op een hoge sokkel, mijmerend met een boek in de hand, die gehuldigd wordt door de godin Flora en een onderdanige hovenier. Tussen die twee zaten nog twee engeltjes die het wapenschild van de graaf mooi rechtop hielden. Het voorstel om het standbeeld een plaats te geven in de prachtige tuinen van het oude Casino aan de Coupure wees het organisatiecomité af omdat ze deze locatie te afgelegen vond. Na overleg met het stadsbestuur koos men voor het Graaf van Vlaanderenplein aan het prestigieuze Zuidstation, dé toegangspoort tot de stad.
De onthulling van dit monumentale werk was voorzien op 25 april 1908. Die dag zou koning Leopold II met de trein naar Gent komen ter gelegenheid van de Floraliën en de honderdste verjaardag van de Koninklijke Maatschappij. Aan de vooravond rees er evenwel steeds meer kritiek. Niet iedereen smaakte de voorstelling van de godin Flora als een slanke jongedame met blote borsten. Lambeaux herkende het scenario ongetwijfeld want gelijkaardige problemen had hij gekend met andere werken zoals ‘De Menselijke Hartstochten’ in het Brusselse Jubelpark of ‘Le Faune Mordu’ in Luik. De plechtigheid werd geschrapt van het koninklijke programma. Pas de volgende dag onthulden voorzitter van de Floraliën Alexis Callier en burgemeester Emile Braun het beeld.
Oswald de Kerchove bleef er maar tien jaar staan. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog eiste de Duitse bezetter alle mogelijke metalen op om zijn oorlogsindustrie draaiende te houden. Ze haalden ook Oswald van zijn sokkel om het brons te hergebruiken.
Maar amper vijf jaar na de oorlog stond er al een nieuw standbeeld, ontworpen door de Gentse kunstenaar Gustaaf Van den Meersche. Bovenop de oude sokkel aan het Zuidstation kwam een beeld van de godin Flora die, hoewel even schaars gekleed als in 1908, dit keer geen controverse uitlokte. Samen met vier kinderen bracht ze hulde aan de graaf, wiens portretmedaillon centraal op de sokkel geplaatst werd. De inhuldiging op 14 april 1923 viel opnieuw samen met de vijfjaarlijkse Floraliën. Voor de toespraken zorgden onder meer burgemeester Alfred Vander Stegen en de Oost-Vlaamse gouverneur André de Kerchove de Denterghem, een zoon van de gehuldigde. Na de bouw van het Sint-Pietersstation verloor het Zuidstation zijn rol als spoorwegknooppunt en in 1929 werd het afgebroken. Voortaan stond het monument in het Zuid- of Albertpark. Nog eens veertig jaar later besloot de overheid een deel van het park op te offeren voor de aanleg van een op- en afrit van de autosnelweg. Oswald stond in de weg en moest verhuizen. Het beeld bleef drie jaar in een depot opgeborgen en kreeg in 1974 een nieuwe, schitterende locatie toegewezen. De stad koos voor het Citadelpark, waar toen nog de Floraliën doorgingen. Wellicht heeft het daar zijn definitieve stek gevonden. (bron : liberaal archief)
Oswald de Kerchove maakte nooit deel uit van de Gentse gemeenteraad, maar was jarenlang provincieraadslid voor Oost-Vlaanderen (1871-1878), vervolgens gouverneur van Henegouwen (1878-1884), daarna volksvertegenwoordiger (1884-1895) en ten slotte senator (1900-1906). Hij was een goede vriend van het liberale boegbeeld Walthère Frère-Orban, met wie hij in de jaren 1890 een belangrijke rol speelde in het debat over de uitbreiding van het stemrecht. In zijn geboortestad leidde hij meer dan tien jaar (1895-1906) de Commissie van Burgerlijke Godshuizen – een voorloper van het OCMW – en maakte hij zich verdienstelijk in allerlei filantropische en culturele verenigingen.
Oswalds grote passie lag niet in de politiek maar in de plantkunde. Via zelfstudie werkte hij zich op tot een vermaard botanicus. Zijn studies over de orchideeën en palmbomen (die men in de winterserre van zijn vader kon bewonderen) bezorgden hem internationale faam. In 1886 volgde hij Hippolyte Rolin op als voorzitter van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, de vereniging die nog steeds de Floraliën organiseert. Zijn nakomelingen spelen tot vandaag een centrale rol in deze organisatie. Zo is André de Kerchove de Denterghem, de huidige voorzitter, zijn achterkleinzoon.
Onmiddellijk na het overlijden van Oswald de Kerchove in 1906 stelde de Koninklijke Maatschappij voor een standbeeld te laten maken. Op nog geen twee jaar brachten de organisatoren de nodige centen samen. De Brusselse beeldhouwer Jef Lambeaux kwam als laureaat uit de wedstrijd. Centraal in zijn ontwerp stond een bronzen beeld van de Kerchove, gezeten op een hoge sokkel, mijmerend met een boek in de hand, die gehuldigd wordt door de godin Flora en een onderdanige hovenier. Tussen die twee zaten nog twee engeltjes die het wapenschild van de graaf mooi rechtop hielden. Het voorstel om het standbeeld een plaats te geven in de prachtige tuinen van het oude Casino aan de Coupure wees het organisatiecomité af omdat ze deze locatie te afgelegen vond. Na overleg met het stadsbestuur koos men voor het Graaf van Vlaanderenplein aan het prestigieuze Zuidstation, dé toegangspoort tot de stad.
De onthulling van dit monumentale werk was voorzien op 25 april 1908. Die dag zou koning Leopold II met de trein naar Gent komen ter gelegenheid van de Floraliën en de honderdste verjaardag van de Koninklijke Maatschappij. Aan de vooravond rees er evenwel steeds meer kritiek. Niet iedereen smaakte de voorstelling van de godin Flora als een slanke jongedame met blote borsten. Lambeaux herkende het scenario ongetwijfeld want gelijkaardige problemen had hij gekend met andere werken zoals ‘De Menselijke Hartstochten’ in het Brusselse Jubelpark of ‘Le Faune Mordu’ in Luik. De plechtigheid werd geschrapt van het koninklijke programma. Pas de volgende dag onthulden voorzitter van de Floraliën Alexis Callier en burgemeester Emile Braun het beeld.
Oswald de Kerchove bleef er maar tien jaar staan. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog eiste de Duitse bezetter alle mogelijke metalen op om zijn oorlogsindustrie draaiende te houden. Ze haalden ook Oswald van zijn sokkel om het brons te hergebruiken.
Maar amper vijf jaar na de oorlog stond er al een nieuw standbeeld, ontworpen door de Gentse kunstenaar Gustaaf Van den Meersche. Bovenop de oude sokkel aan het Zuidstation kwam een beeld van de godin Flora die, hoewel even schaars gekleed als in 1908, dit keer geen controverse uitlokte. Samen met vier kinderen bracht ze hulde aan de graaf, wiens portretmedaillon centraal op de sokkel geplaatst werd. De inhuldiging op 14 april 1923 viel opnieuw samen met de vijfjaarlijkse Floraliën. Voor de toespraken zorgden onder meer burgemeester Alfred Vander Stegen en de Oost-Vlaamse gouverneur André de Kerchove de Denterghem, een zoon van de gehuldigde. Na de bouw van het Sint-Pietersstation verloor het Zuidstation zijn rol als spoorwegknooppunt en in 1929 werd het afgebroken. Voortaan stond het monument in het Zuid- of Albertpark. Nog eens veertig jaar later besloot de overheid een deel van het park op te offeren voor de aanleg van een op- en afrit van de autosnelweg. Oswald stond in de weg en moest verhuizen. Het beeld bleef drie jaar in een depot opgeborgen en kreeg in 1974 een nieuwe, schitterende locatie toegewezen. De stad koos voor het Citadelpark, waar toen nog de Floraliën doorgingen. Wellicht heeft het daar zijn definitieve stek gevonden. (bron : liberaal archief)