Kanunnik David
Toegevoegd op 18 november 2009 door Kris-D
Afbeelding toegevoegd door Kris-D
Jan Frans De Vriendt
JB David
Lier - stadsvest Dicht bij de Antwerpsestraat
In 1897 realiseerde Jan Frans De Vriendt dit imposante beeld van kanunnik David.
Kanunnik Jan Baptist David (Lier, 25 januari1801- Leuven, 24 maart1866) was historicus en taalkundige. Hij streed samen met zijn vrijzinnige streekgenoot Jan Frans Willems voor de vernederlandsing van het onderwijs.
Op zijn negentiende trok hij naar het seminarie van Mechelen voor zijn priesteropleiding. In 1823 werd hij tot priester gewijd in Lier en hij begon les te geven aan het Koninklijk Atheneum van Antwerpen. In de chaos van verschillende taalregels die toen woekerden publiceerde David in 1823 een boekje waarin hij de spelling Siegenbeek verdedigde. Dat was zeer opmerkelijk want de katholieke hiërarchie viel deze spelling aan als zijnde een uit Holland afkomstige protestantse spelling. Taal en spelling waren toen nog een religieuze zaak. Toch kon hij daarna leraar worden aan het Klein Seminarie van Mechelen.
Vanaf 1834 bekleedde hij de leerstoel Vaderlandse geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Leuven.
In 1836 richtten J. B. David en J. F. Willems en samen de “Maatschappij ter bevordering der Nederduytsche Tael- en Letterkunde” op. Deze vereniging gaf het eerste wetenschappelijke tijdschrift in Vlaanderen uit : “Belgisch Museum.”
J.B.David werd in 1841 en in 1850 benoemd tot voorzitter van de Taal- en Letterkundige Kongressen.
In 1853 gaf hij het werk “Nederduitsche Spraekkunst” uit. Deze spraakkunst werd o.a. door Hugo Verriest, de latere leraar van Albrecht Rodenbach, gebruikt. Kanunnik David was ondertussen ook lid geworden van het Willemsfonds, maar hij zegde in 1855 zijn lidmaatschap op. De reden daarvoor was dat, onder impuls van de toenmalige voorzitter Julius Vuylsteke, het Willemsfonds was uitgegroeid tot een anti-klerikale organisatie.
In 1856 werd hij benoemd tot lid van de Commissie der Taalgrieven en in 1864 tot lid van de Spelling-commissie, die de eenheid van taal voor Zuid- en Noord-Nederland (Vlaanderen en Nederland) deed erkennen. Hij werkte ook mee aan het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal met de Vries en te Winkel.
In 1875 werd in Leuven het Davidsfonds opgericht, de culturele vereniging waarvan hij de geestelijke vader is.