Filips van Marnix van Sint-Aldegonde
Toegevoegd op 8 januari 2012 door monlouis
Afbeelding toegevoegd door monlouis
Kunstenaar:
niet gekend
niet gekend
Opschrift:
Marnix de Ste. Aldegonde
Ratio instituendae iuventutis
Marnix de Ste. Aldegonde
Ratio instituendae iuventutis
Plaatsbeschrijving:
Brussel - Hoogstraat 255 (in nis van school)
Brussel - Hoogstraat 255 (in nis van school)
Filips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde, heer van West-Souburg (Brussel, tussen 7 maart en 20 juli 1540 – Leiden, 15 december 1598) was een Zuid-Nederlands schrijver, diplomaat, geleerde en assistent van Willem van Oranje. In het Frans luidde zijn naam Philippe de Marnix, baron de Sainte-Aldegonde. Marnix is tegenwoordig vooral bekend als auteur van het "Wilhelmus", het Nederlandse volkslied. Of hij daadwerkelijk de schrijver is, staat echter allerminst vast. Wellicht is het aan hem toegeschreven omdat hij schrijver was en voor Willem van Oranje werkte in de tijd dat het "Wilhelmus" is ontstaan.
Uittreksel uit de "Geschiedenis van de Nederlandse taal" van C.G.N. de Vooys : "De renaissance heeft in West-Europa de nationale zelfbewustheid gewekt en verhoogd. Italië was voorgegaan in het eren van de moedertaal; Frankrijk volgde, door de eigen taal, als de beste en mooiste ter wereld, met evenveel zorg als vroeger het internationale Latijn, te kultiveren en geschikt te maken voor elke uiting van wetenschap en kunst. Dit streven vond weldra weerklank in de Nederlanden. Een kosmopolitische geest als Erasmus, die zich steeds van het Latijn bediende, had reeds toe moeten geven: ‘Geen taal zo barbaars of zij heeft haar eigen keurigheid en vermogen van uitdrukking, indien zij behoorlijk gekuischt wordt’.
Later betoogt Marnix, in zijn verhandeling Ratio instituendae Juventutis, dat het Latijn door middel van de moedertaal geleerd moet worden, en dat men zich dient te beijveren om de volkstaal zo korrekt te leren schrijven als Latijn en Grieks."
Uittreksel uit de "Geschiedenis van de Nederlandse taal" van C.G.N. de Vooys : "De renaissance heeft in West-Europa de nationale zelfbewustheid gewekt en verhoogd. Italië was voorgegaan in het eren van de moedertaal; Frankrijk volgde, door de eigen taal, als de beste en mooiste ter wereld, met evenveel zorg als vroeger het internationale Latijn, te kultiveren en geschikt te maken voor elke uiting van wetenschap en kunst. Dit streven vond weldra weerklank in de Nederlanden. Een kosmopolitische geest als Erasmus, die zich steeds van het Latijn bediende, had reeds toe moeten geven: ‘Geen taal zo barbaars of zij heeft haar eigen keurigheid en vermogen van uitdrukking, indien zij behoorlijk gekuischt wordt’.
Later betoogt Marnix, in zijn verhandeling Ratio instituendae Juventutis, dat het Latijn door middel van de moedertaal geleerd moet worden, en dat men zich dient te beijveren om de volkstaal zo korrekt te leren schrijven als Latijn en Grieks."