François-Auguste Gevaert
Toegevoegd op 9 oktober 2011 door monlouis
Afbeelding toegevoegd door monlouis
Kunstenaar:
Pieter-Jan Braecke
Pieter-Jan Braecke
Plaatsbeschrijving:
Brussel - Regentschapsstraat (binnentuin conservatorium)
Brussel - Regentschapsstraat (binnentuin conservatorium)
François-Auguste baron Gevaert (Huise, Zingem, 30 juli 1828 - Brussel, 24 december 1908) was een Belgisch componist, muziekpedagoog, musicoloog en organist.
Gevaert wordt in de muziekgeschiedenis vooral herinnerd als muziekpedagoog en musicoloog, die publiceerde over muziek uit de oudheid, kerkmuziek en over orkestratie en instrumentatie. Hij was de zoon van een bakker en studeerde harmonie en contrapunt bij Martin-Joseph Mengal, de directeur van het Koninklijk Conservatorium van Gent. Op 15-jarige leeftijd werd hij organist aan de Jezuïetenkerk te Gent. Nadat hij in 1847 met zijn cantate Le roi Lear laureaat werd van de Prix de Rome, de Belgische staatsprijs voor compositie, manifesteerde hij zich als operacomponist. Zijn grote opera Hugues de Somerghem ging op 23 maart 1848 in Gent in première en op 5 januari 1849 werd zijn opera La comédie à la ville gecreëerd. Daarna reisde hij met het stipendium van de Prix de Rome door Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland, om zich uiteindelijk in 1853 in Parijs te vestigen. Het Théâtre Lyrique voerde zijn eenakter Georgetteop, waarna nog zeven opera's volgden die of door het Théâtre Lyrique, of door de Opéra-Comique met wisselend succes werden opgevoerd. Gevaert had in Parijs aanzien verworven en in 1867 werd hij artistiek directeur van de Opéra, een machtige functie in het belangrijkste operahuis van Europa. Maar het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog maakte een bruusk einde aan zijn schitterende carrière in Parijs en hij kwam naar België terug. Hij werd op 26 april 1871 de opvolger van François-Joseph Fétis als directeur van het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij verbreedde het vakkenaanbod aan het conservatorium en kon beroemde muzikanten en componisten zoals Henri Vieuxtemps, Eugène Ysaÿe, Edgar Tinel, Paul Gilson en Arthur De Greef als docenten aantrekken. Het niveau werd onder zijn leiding verhoogd. Gevaert stichtte de Sociéte des Concerts du Conservatoire, samengesteld uit professoren en de beste studenten, waarmee hij werken van Johann Sebastian Bach, Georg Friedrich Händel, Christoph Willibald Gluck, Joseph Haydn, Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven uitvoerde. In zijn Brusselse jaren wilde Gevaert niet meer dat zijn opera's werden uitgevoerd. Net als Fétis speelde hij een belangrijke rol in het herwaarderen van oude muziek, van de oudheid tot de 18de eeuw. In 1907 werd hij door de Koning Leopold II van België tot baron benoemd. Hij componeerde talrijke liederen en orkestwerken. Als musicoloog verdiepte hij zich voornamelijk in de muziek van de oudheid en de middeleeuwen. Gevaert werd internationaal gewaardeerd; zo werd hij door de Spaanse Koningin Victoria Eugénie van Battenberg onderscheiden als Ridder in de orde van Isabel la Católica. In Duitsland werd hij in 1895 tot lid van de Pruisische Academie van de Kunsten, Berlijn, sectie voor muziek opgenomen. In Pruisen werd hij tot Ridder in de Orde Pour le Mérite voor Wetenschappen en Kunsten gekozen. (bron : wikipedia)
Gevaert wordt in de muziekgeschiedenis vooral herinnerd als muziekpedagoog en musicoloog, die publiceerde over muziek uit de oudheid, kerkmuziek en over orkestratie en instrumentatie. Hij was de zoon van een bakker en studeerde harmonie en contrapunt bij Martin-Joseph Mengal, de directeur van het Koninklijk Conservatorium van Gent. Op 15-jarige leeftijd werd hij organist aan de Jezuïetenkerk te Gent. Nadat hij in 1847 met zijn cantate Le roi Lear laureaat werd van de Prix de Rome, de Belgische staatsprijs voor compositie, manifesteerde hij zich als operacomponist. Zijn grote opera Hugues de Somerghem ging op 23 maart 1848 in Gent in première en op 5 januari 1849 werd zijn opera La comédie à la ville gecreëerd. Daarna reisde hij met het stipendium van de Prix de Rome door Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland, om zich uiteindelijk in 1853 in Parijs te vestigen. Het Théâtre Lyrique voerde zijn eenakter Georgetteop, waarna nog zeven opera's volgden die of door het Théâtre Lyrique, of door de Opéra-Comique met wisselend succes werden opgevoerd. Gevaert had in Parijs aanzien verworven en in 1867 werd hij artistiek directeur van de Opéra, een machtige functie in het belangrijkste operahuis van Europa. Maar het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog maakte een bruusk einde aan zijn schitterende carrière in Parijs en hij kwam naar België terug. Hij werd op 26 april 1871 de opvolger van François-Joseph Fétis als directeur van het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij verbreedde het vakkenaanbod aan het conservatorium en kon beroemde muzikanten en componisten zoals Henri Vieuxtemps, Eugène Ysaÿe, Edgar Tinel, Paul Gilson en Arthur De Greef als docenten aantrekken. Het niveau werd onder zijn leiding verhoogd. Gevaert stichtte de Sociéte des Concerts du Conservatoire, samengesteld uit professoren en de beste studenten, waarmee hij werken van Johann Sebastian Bach, Georg Friedrich Händel, Christoph Willibald Gluck, Joseph Haydn, Wolfgang Amadeus Mozart en Ludwig van Beethoven uitvoerde. In zijn Brusselse jaren wilde Gevaert niet meer dat zijn opera's werden uitgevoerd. Net als Fétis speelde hij een belangrijke rol in het herwaarderen van oude muziek, van de oudheid tot de 18de eeuw. In 1907 werd hij door de Koning Leopold II van België tot baron benoemd. Hij componeerde talrijke liederen en orkestwerken. Als musicoloog verdiepte hij zich voornamelijk in de muziek van de oudheid en de middeleeuwen. Gevaert werd internationaal gewaardeerd; zo werd hij door de Spaanse Koningin Victoria Eugénie van Battenberg onderscheiden als Ridder in de orde van Isabel la Católica. In Duitsland werd hij in 1895 tot lid van de Pruisische Academie van de Kunsten, Berlijn, sectie voor muziek opgenomen. In Pruisen werd hij tot Ridder in de Orde Pour le Mérite voor Wetenschappen en Kunsten gekozen. (bron : wikipedia)