Alice Nahon
Toegevoegd op 17 mei 2010 door monlouis
Afbeelding toegevoegd door monlouis
Kunstenaar:
niet gekend
niet gekend
Plaatsbeschrijving:
Putte - Mechelbaan 559 (ter hoogte van de Alice Nahonschool)
Putte - Mechelbaan 559 (ter hoogte van de Alice Nahonschool)
Alice Nahon (Antwerpen, 16 augustus 1896 - aldaar, 21 mei 1933) was een Antwerpse dichteres.
In Vlaanderen is ze wellicht het meest bekend van de versregels van haar Avondliedeke III:
"'t is goed in 't eigen hert te kijken, nog even vóór het slapengaan,
of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, ..." Haar vader was Nederlander en haar moeder, Julia Gijsemans, was afkomstig van Putte bij Mechelen. Zij was derde in een gezin van elf kinderen. Vanaf haar achttiende werkte ze korte tijd als leerling-verpleegster in het Stuivenberg-ziekenhuis te Antwerpen. Zij leed aan chronische bronchitis en depressiviteit en bracht meerdere jaren door in diverse sanatoria, waaronder Tessenderlo. Toch schreef zij in die periode twee dichtbundels: Vondelingskens (1920) en Op zachte vooizekens (1921), die haar een enorme populariteit bezorgden. Na verblijven in Italië en Frankrijk ging ze vanaf 1927 werken in de stadsbibliotheek van Mechelen. Met de bundel Schaduw (1928) wilde ze zich afzetten tegen haar zoetgevooisd imago en tegen de kritiek van onder andere Paul van Ostaijen. In haar laatste levensjaar woonde ze in de Carnotstraat in Antwerpen; onderzoek in de bevolkingsregisters heeft uitgewezen dat alleen haar Engelse vriendin, Sylvia Newton, daar ingeschreven was. De dichtbundel Maart-April verscheen postuum (1936). (bron : wikipedia)
of ik van dageraad tot avond, geen enkel hert heb zeer gedaan, ..." Haar vader was Nederlander en haar moeder, Julia Gijsemans, was afkomstig van Putte bij Mechelen. Zij was derde in een gezin van elf kinderen. Vanaf haar achttiende werkte ze korte tijd als leerling-verpleegster in het Stuivenberg-ziekenhuis te Antwerpen. Zij leed aan chronische bronchitis en depressiviteit en bracht meerdere jaren door in diverse sanatoria, waaronder Tessenderlo. Toch schreef zij in die periode twee dichtbundels: Vondelingskens (1920) en Op zachte vooizekens (1921), die haar een enorme populariteit bezorgden. Na verblijven in Italië en Frankrijk ging ze vanaf 1927 werken in de stadsbibliotheek van Mechelen. Met de bundel Schaduw (1928) wilde ze zich afzetten tegen haar zoetgevooisd imago en tegen de kritiek van onder andere Paul van Ostaijen. In haar laatste levensjaar woonde ze in de Carnotstraat in Antwerpen; onderzoek in de bevolkingsregisters heeft uitgewezen dat alleen haar Engelse vriendin, Sylvia Newton, daar ingeschreven was. De dichtbundel Maart-April verscheen postuum (1936). (bron : wikipedia)
Beeld van Liliane Van Lierde
Beeldhouwen, schilderijen, etsen Opleiding vanaf 1987: tekenen, schilderen, beeldhouwen, lassen, assemblage enz. aan de Academies van Mechelen en Anderlecht. Deelname aan talrijke groepstentoonstellingen vanaf 1985 in Mechelen, Zemst, Vorst, Gaasbeek, Brecht, Lier, Brussel, Gent, Kruibeke, Putte, Anderlecht, enz. Opdrachten: trofee en borstbeeld Alice Nahon in Putte en illustraties voor kleuterboekjes ...
Kunstvorm: een antiformele kunst waarbij resten en prullaria van de consumptie-industrie samen worden gebracht in geassembleerde realistische stillevens van alledag. Thema’s worden vooropgesteld en in reeksen uitgewerkt, de herhaling in andere vormen geeft het repetitieve een dimensie bij.
Beeldhouwen, schilderijen, etsen Opleiding vanaf 1987: tekenen, schilderen, beeldhouwen, lassen, assemblage enz. aan de Academies van Mechelen en Anderlecht. Deelname aan talrijke groepstentoonstellingen vanaf 1985 in Mechelen, Zemst, Vorst, Gaasbeek, Brecht, Lier, Brussel, Gent, Kruibeke, Putte, Anderlecht, enz. Opdrachten: trofee en borstbeeld Alice Nahon in Putte en illustraties voor kleuterboekjes ...
Kunstvorm: een antiformele kunst waarbij resten en prullaria van de consumptie-industrie samen worden gebracht in geassembleerde realistische stillevens van alledag. Thema’s worden vooropgesteld en in reeksen uitgewerkt, de herhaling in andere vormen geeft het repetitieve een dimensie bij.