Kiliaen

facebook twitter

Toegevoegd op 29 juni 2009 door cloetensbrecht

Kiliaen

Afbeelding toegevoegd door cloetensbrecht

cloetensbrecht | Kiliaen | 0 cloetensbrecht | Kiliaen | 0 cloetensbrecht | Kiliaen | 0
Kunstenaar:
Constant Jacobs
Opschrift:
Kiliaen
1528 - 1607
Plaatsbeschrijving:
Duffel - kiliaanstraat
Informatie toegevoegd door cloetensbrecht :
29 juni 2009
Cornelis Kilianus (officieel ‘van Kiel’, maar de secundaire vorm ‘Kiliaan’ wordt vaker gebruikt) werd geboren tussen oktober 1528 en Pasen 1529 in Duffel (bij Antwerpen). Vandaar wordt hij ook af en toe Dufflaeus genoemd. Op 29 augustus 1548 schreef hij zich in aan de Leuvense universiteit, waar hij rechten studeerde. Hij vulde deze studies aan met lessen Latijn, Grieks en Hebreeuws aan het Collegium Trilingue. Na een korte tijd in Leuven te hebben gewerkt, verhuisde hij in 1558 naar Antwerpen om bij Christoffel Plantijn in dienst te treden. In 1565 wordt hij een eerste maal corrector genoemd in Plantijns rekeningen. Kiliaan zou deze functie waarnemen (eerst onder Plantijn, later onder Jan Moretus) tot hij in 1604 met pensioen kon gaan. In de periode 1579-1582 werkt hij evenwel als vertaler voor de inlichtingendienst. In september 1580 huwde hij Marie Bosmans, die hem drie dochters zou schenken: Anna, Maria en Cathelijne.

Het was wellicht Kiliaans kennis van de klassieke talen die hem een positie bezorgde in Plantijns drukkerij. In die hoedanigheid hielp hij Benito Arias Montano met de Griekse en Latijnse passages van zijn Biblia Polyglotta, die in 1572 verscheen. Verder deed Kiliaan bij het begin van zijn carrière ook wat vertaalwerk. Zijn bekendste prestatie op dat gebied is een vertaling van Ludovico Guiccardini’s beschrijving van de Nederlanden, die in 1612 verscheen te Amsterdam. Postuum, want Kiliaan was op 15 april 1607 ontslapen.

Kiliaans grootste verdienste ligt op het gebied van de lexicografie, een onderwerp waarin hij geïntroduceerd werd door Plantijn die hem in 1563 had gevraagd het Frans uit Robert Etiennes Dictionarium Latinogallicum te vertalen naar het Nederlands. Kiliaan was een jaar later klaar met zijn opdracht, maar wat er nadien van het kennelijk persklare boek is geworden, is onduidelijk. Er zijn aanwijzingen dat Kiliaan misschien al vroeger lexicografisch vertaalwerk had verricht aan het Dictionarium Tetraglotton (1562) en het anonieme Promptuariolum Latinae Linguae (1561). Wat er ook van zij, blijkbaar had hij al snel de smaak te pakken van de taalstudie en -vergelijking en in 1574 publiceerde hij zijn eigen Dictionarium Teutonicae-Latinum. Het boek werd gedrukt door Gerard Smits voor Christoffel Plantijn en werd in 1588 en 1599 herdrukt door de Officina Plantiniana zelf, nu onder de meer vertrouwde titel Etymologicum Teutonicae linguae. Een vierde versie die Kiliaan nog had klaargemaakt, zag pas het licht met Frans Claes’ editie in 1981.

Kiliaans levensverhaal is vooral dat van een self-made man, die nooit het prestige van contemporaine humanisten als een Abraham Ortelius of Justus Lipsius zou genieten. Toen zijn derde Etymologicum verscheen in 1599, werd het door kenners erg positief onthaald, maar ondertussen was Kiliaan te oud om dat succes te verzilveren en een meer prominente rol te gaan spelen in de respublica litteraria. Kiliaan wordt vandaag evenwel erkend als de vader van de moderne (Nederlandse) lexicografie. Zijn vernieuwende aanpak lag vooral in het feit dat hij het Nederlands zelf als onderzoeksobject vooropstelde en zijn woordenboek niet meer concipieerde als een middel om andere talen te leren. Daarnaast vertoont hij een hoge graad van systematiek in zijn methodologie en zin voor exhaustiviteit, die ervoor hebben gezorgd dat zijn woordenboeken een unieke status verworven hebben in de geschiedenis van het Europese lexicografische onderzoek.

In zijn vrije tijd was Kiliaan ook een productief Latijns versificator, wiens verzen geregeld gebruikt werden in contemporaine prentenboeken. Een ongepubliceerde (selectieve) editie van zijn gedichten, verzameld door de auteur zelf onder de titel Miscellaneorum Carminum libri duo en bewaard in de archieven van het Antwerpse Museum Plantin-Moretus, werd in 1888 uitgegeven door Max Rooses.

Bron: http://www.humbio.nl